‘Sociale innovatie is van grote betekenis voor het innovatieve vermogen van bedrijven, instellingen, steden en regio’s.’ Dit is een zin die we regelmatig in masterclasses en presentaties uitspreken. Klinkt goed natuurlijk! Maar wat is het eigenlijk en waarom zou dat zo zijn? Twee terechte vragen.
Bij sociale innovatie gaat het om typische innovatieprocessen. Ze zijn typisch omdat ze vaak worden gestart vanuit gebruikers of professionals die problemen of kansen zien. Deze problemen en kansen doen zich bijvoorbeeld op straat voor, in de zorg, in onderwijs, in culturele instellingen, maar ook in bedrijven. Verder is een ‘team’ of ‘netwerk’ vaak samengesteld uit mensen vanuit meerdere afdelingen, instellingen, bedrijven, of gewoon burgers. Er wordt vrijwel altijd gebruik gemaakt van allerlei sociale media om de samenwerking efficiënt en effectief mogelijk te maken. Het zijn meestal open innovatieprocessen. Iedereen, in ieder geval ‘innovatiepartners’, mogen met de resultaten aan het werk. Vaak zijn er allerlei co-creatie processen. Dat wil zeggen dat niet iedereen weet wie allemaal in het innovatienetwerk meedoen en wat ze erin doen, of zelfs niet weten wat de problemen, kansen of innovaties zijn waaraan wordt gewerkt. Partners werken bijvoorbeeld mee aan een bepaald deelprobleem. Duidelijk is wel dat het gaat om typische innovatieprocessen waarvoor we als Kinte dan ook steeds meer strategieën, werkwijzen, methoden en technieken ontwikkelen om deze processen van de grond te krijgen en succesvol te laten zijn.
Waarom vinden we sociale innovatie van cruciaal belang voor het ontwikkelen van innovatievermogen? Eigenlijk is het antwoord simpel. In de wereld van vandaag kan vrijwel geen enkele organisatie of bedrijf zelfstandig en achter kluisdeuren meer innoveren, je doet het samen met anderen en het liefst ook met eindgebruikers. De gevraagde innovatiesnelheid eist het snel herkennen en erkennen van kansen en problemen, het direct inschakelen van stakeholders om eraan te werken, en het delen van resultaten ook met concurrenten om zo ook resultaten van anderen direct te kunnen gebruiken. Het open innoveren is zo het nieuwe concurreren.
Vanuit Kinte werken we samen met steden, regio’s en bedrijven en instellingen die graag het woord ‘smart’ gebruiken. Vaak wijzen we dan naar het gebruik van ‘big data’ en vergaande digitalisering en robotisering van ontwikkelen en bieden van diensten en producten. De stelling dat boerenslimheid nog ‘smarter’ is en dat sociale innovatie daarin centraal staat, lijkt mij erg goed te verdedigen.
Sjoerd de Vries